19 November 2025
‘Door wetenschappelijke ontdekkingen in de 19e eeuw werd het spraakcentrum in de hersenen gevonden, en de uitvinding van de laryngoscoop maakte het mogelijk de stembanden te bekijken. Daardoor werd de stem voor het eerst echt gezien als iets tastbaars, iets wat je kon trainen en perfectioneren. Het werd een instrument om sociale status te verwerven – of juist te verliezen, als je je stem niet onder controle had. Veel van de gender- en klasse-gerelateerde normen voor stemklank die vandaag de dag bestaan in Europa, zijn in die tijd gevormd.’
‘In de 18e eeuw was het bijvoorbeeld nog de norm voor mannen in de politiek en in het professionele leven om erg theatraal te spreken, met een breed, bijna muzikaal palet aan klanken. Maar in de 19e eeuw werd de norm voor mannen, zoals die ook nu nog bestaat, om relatief monotoon te praten. Dat werd beschouwd als een ‘rationele’ toon.’
Stotteraars werden vaak juist invloedrijke sprekers – denk bijvoorbeeld aan Winston Churchill.
‘Stotteren werd gezien als een ‘beschavingsziekte’: een teken van intelligentie en gevoeligheid. Men dacht dat stotteren kon worden verholpen door allerlei robuuste lichaamsoefeningen, zoals boksen of paardrijden. Nu weten we dat dat allemaal niet klopt, natuurlijk. Wel interessant is dat stotteraars in die tijd vaak juist invloedrijke sprekers werden – denk bijvoorbeeld aan Winston Churchill.’
‘Vooral mannen uit de middenklasse oefenden in de 19e eeuw intensief met het trainen van welsprekendheid. Aarzelingen en spraakgebreken werden bij hen daardoor vaker opgemerkt, én ze hadden een grotere kans om goede sprekers te worden, omdat ze meer oefenden. Jongemannen die stotterden, werden door spraaktherapeuten aangemoedigd om een beroep te gaan uitoefenen waarin ze juist welsprekendheid nodig hadden.’
‘Politici waren in die tijd zeer begaan met hoe ze spraken. In de tweede helft van de 19e eeuw verschenen er dan ook talloze boeken over stemtraining, en handleidingen voor het trainen van welsprekendheid.’
‘Ja, dat denk ik wel. Sommige sprekers ‘klinken’ gewoon overtuigender dan andere, ongeacht de inhoud die ze brengen. Dat heeft natuurlijk ook te maken met uiterlijk en lichaamstaal, maar politici communiceren toch nog steeds heel vaak met elkaar en met de kiezer door te praten. Denk bijvoorbeeld aan verkiezingsdebatten, of aan het vragenuurtje in de Tweede Kamer. Politici van wie de stem aangenaam of zelfverzekerd overkomt, hebben het vaak makkelijker om mensen te overtuigen. Ik denk dat op dit moment bijna iedereen in Nederland zich de stemmen van een heel aantal prominente politici zo voor de geest kan halen.’
Mijn boek is een oproep aan historici om meer aandacht te hebben voor de stem.
‘Dat hangt natuurlijk af van allerlei factoren, bijvoorbeeld waar iemand woont – verschillende culturen hebben andere normen over de sociale waarde van bepaalde klanken. Maar als je een onbekende aan de telefoon krijgt, weet je meestal wel snel of je met een man of vrouw, een jong of oud iemand van doen hebt. En soms zegt een stem ook iets over sociaaleconomische positie. Zo weten we bijvoorbeeld dat vrouwen in de (professionele) middenklasse vaak iets lager intoneren, en dat mannen uit de arbeidersklasse vaker een ‘ruwe’ stem hebben. Wat trouwens ook bijzonder is, is dat mensen op basis van stemklank meestal goed kunnen voorspellen hoe lang iemand is. Voor dat laatste is nog geen verklaring gevonden.’
‘Ik wilde professionals op het gebied van stemgezondheid en -onderwijs een genuanceerde geschiedenis van hun vakgebied bieden. Daarnaast is mijn boek een oproep aan historici om meer aandacht te hebben voor de stem. Mijn onderzoek toont aan dat de menselijke stem centraal stond in het dagelijks leven en de geschiedenis. Stemmen beïnvloedden beslissingen, vormden relaties en drukten emoties uit – of het nu ging om een politieke toespraak, een slaapliedje, een verhitte discussie of een gefluisterd geheim.’