28 November 2025
Aan het einde van de vorige eeuw wekte de digitalisering grote hoop: wetenschappers en burgers zagen het internet als een belangrijk middel om de democratie te versterken. ‘Het internet werd gezien als een ruimte waar iedereen kon meedoen, waar informatie vrijelijk en wereldwijd kon worden gedeeld, en waar nieuwe stemmen gehoord zouden worden’, vertelt Roovers. ‘Het leek alsof het filosofische ideaal van een open, kritisch debat eindelijk werkelijkheid kon worden.’
Maar de realiteit bleek complexer. Roovers, die zelf als hoofdredacteur van Filosofie Magazine, Denker des Vaderlands en Eerste Kamerlid betrokken was bij het publieke debat, zag hoe de digitalisering niet alleen kansen bood, maar ook nieuwe uitdagingen met zich meebracht.
‘De snelle verspreiding van informatie, de opkomst van sociale media en de invloed van algoritmen veranderden het medialandschap ingrijpend’, vertelt ze. ‘De vraag is: hoe kunnen we ervoor zorgen dat het publieke debat kritisch en betrouwbaar blijft, in deze gefragmenteerde, online wereld?’
In een gezond publiek debat speelt ‘throughput-legitimiteit’ een belangrijke rol, stelt Roovers in haar proefschrift. Vaak wordt het debat beoordeeld op twee aspecten: wie eraan meedoet (input) en wat het oplevert (output). Roovers: ‘Maar er is nog een derde, vaak vergeten, aspect: het proces zelf (throughput). Dat gaat over hoe publieke discussies verlopen. Hoe worden verschillende opvattingen met elkaar geconfronteerd, welke rol spelen informatie en expertise in het debat? Juist dat proces bepaalt of een debat echt kritisch is.’
Roovers onderzocht ook in hoeverre nieuwe spelers van buiten de traditionele media, zoals influencers, activisten en netwerkjournalisten, kunnen bijdragen aan een veerkrachtig en inclusief publiek debat. Zo keek ze bijvoorbeeld naar de casus van influencers die tijdens de coronacrisis door de overheid werden ingezet om jongeren te bereiken met gezondheidsadviezen.
De rol van influencers in coronatijd bleef vaak beperkt tot het doorgeven van vooraf goedgekeurde overheidsboodschappen, zonder kritische discussie.
‘Hun rol bleef vaak beperkt tot het doorgeven van vooraf goedgekeurde overheidsboodschappen, zonder kritische discussie’, vertelt Roovers. ‘Dat leidde tot verwijten van manipulatieve berichtgeving en propaganda. Dit voorbeeld laat zien dat het niet genoeg is om informatie te verspreiden; er moet ook ruimte zijn voor debat en reflectie.’
Een andere casus die Roovers onderzocht, die van klimaatactivisten, illustreert dat het ook anders kan. Roovers: ‘Activisten van bijvoorbeeld Extinction Rebellion daagden de media uit door redactionele keuzes aan de kaak te stellen die klimaatverandering bagatelliseerden. Dat laat zien dat activisme niet alleen nieuwe stemmen aan het debat toevoegt, maar ook de kwaliteit van het debat zelf kan verbeteren.’
En ook initiatieven voor netwerkjournalistiek, zoals Bellingcat en het International Consortium of Investigative Journalists (ICIJ) zijn volgens Roovers voorbeelden van hoe samenwerking en transparantie kunnen bijdragen aan een betrouwbaarder en kritischer debat.
In haar proefschrift concludeert Roovers dat we onze normen voor een kritisch publiek debat moeten herzien. Volgens de promovendus is het niet genoeg om alleen te kijken naar wie er meedoet en wat het debat oplevert: 'Minstens zo belangrijk is hoe het debat verloopt: of er ruimte is voor controverse, hoe argumenten worden getoetst en of het debat openstaat voor nieuwe inzichten. Met mijn onderzoek hoop ik het gesprek op gang te brengen over wat er nodig is voor publieke opinievorming in het digitale tijdperk.’