For best experience please turn on javascript and use a modern browser!
You are using a browser that is no longer supported by Microsoft. Please upgrade your browser. The site may not present itself correctly if you continue browsing.
Peter Henderikx, emeritus-hoogleraar Nederzettingsgeschiedenis van de Nederlanden blikt in het Brabants Nieuwsblad/De Stem van 9 juli terug op het leven en werk van Kees Dekker. Henderikx: 'Bij zijn overlijden in 2012 is er wel aandacht geweest in historische periodieken en tijdschriften voor archieven. Maar voor het grote publiek is de historicus en archivaris in stilte van het toneel verdwenen. Kees Dekker heeft ervoor gezorgd dat Zeeland meetelt in historisch Nederland. Wie over de middeleeuwen schrijft, waar ook in Nederland, kan eigenlijk niet om Dekker heen.'

Kees Dekker studeerde middeleeuwse geschiedenis in Gent. Direct daarna, in 1959, begon hij in Nederland met de archiefopleiding. Zo kwam hij bij het Rijksarchief in Utrecht terecht, waar hij in 1975 rijksarchivaris werd. In 1981 werd Dekker, volgens Henderikx 'een gepassioneerd docent' benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de Archiefwetenschap en de paleografie aan de UvA. 'Toen hij in Amsterdam werd benoemd, hebben we een jaar of tien echt intensief samengewerkt. Ik gaf ook paleografie en viel daarmee onder zijn leerstoel.'

Eerbetoon

Dekker promoveerde in 1971 op zijn middeleeuwse geschiedenis van Zuid-Beveland. In 2002 verscheen zijn middeleeuws stadsportret van Goes, onder de titel Een schamele landstede. In 2010 publiceerde hij samen met de Antwerpse historicus Roland Baetens Geld in het water, over landaankoop op Zuid-Beveland in de 16de eeuw. Henderikx droeg het eerste deel van de vierdelige Geschiedenis van Zeeland aan Dekker op: 'Dat gebeurde in september 2012 in de Burgerzaal van het stadhuis in Middelburg, enkele maanden voor zijn overlijden. Zo lieten we zien hoe belangrijk we zijn bijdrage aan de geschiedschrijving over middeleeuws Zeeland vonden. Ik ben blij dat hij dat kon meemaken.'

Henderikx: 'Dekker legde met zijn proefschrift een nieuwe basis voor de bestudering van de middeleeuwse geschiedenis van Zeeland. Het ging niet alleen over Zuid-Beveland, maar over heel Zeeland. Hij toonde als eerste aan hoezeer het lokale bestuur op het platteland, het kerkelijk bestuur en de waterstaatkundige organisatie met elkaar verweven waren. Zijn werk betekende een mijlpaal in de beoefening van de middeleeuwse geschiedenis in Zeeland.'