27 May 2016
Angela Jager (capaciteitsgroep Kunstgeschiedenis) promoveerde op 3 juni op haar onderzoek naar de schilders in zeventiende-eeuws Amsterdam en het werk dat ze nalieten. Schilders, ook uit buurlanden, reisden af naar Amsterdam om daar door te breken. Maar slechts een enkeling haalde het niveau van Rembrandt en Vermeer. Wie geen succes had als schilder kon in loondienst gaan bij een kunsthandelaar of werken aan de lopende band schilderen. Voor deze goedkope werken bestond een grote markt.
Alleen de allerarmsten hadden geen schilderijen aan de muur. Jager spitte ruim 300 boedelinventarissen door, bijvoorbeeld van arbeiders uit de lagere middenklasse, om te zien wat de gewone Amsterdammer zoal aan de muur had hangen. De middenklasse – ambachtslieden, bakkers en slagers - had in veel gevallen wel een of twee schilderijen aan de muur. Meestal betroffen het Bijbelse taferelen: Mozes naast de farao die door de Rode Zee wordt verzwolgen. De richter Jefta die zijn dochter offert. 'Die schilderijen waren niet bedoeld als statussymbool. Het was mode. Geen kunst, maar gewoon een plaatje, zodat je toch iets aan de muur had hangen. Het goedkope "dosijnwerck" kostte een paar stuivers of hoogstens een paar gulden. Een geschoolde arbeider verdiende ongeveer een gulden per dag en moest daar dus wel voor sparen.
Jager stuitte bij haar onderzoek op de inventarissen van drie grote Amsterdamse kunsthandelaars uit die tijd. 'Dat waren geweldige reservoirs van informatie. Het centrum van de schilderijhandel was de omgeving van de Nieuwmarkt in Amsterdam, daar was het schildersgilde ook gehuisvest. In panden vlak bij de markt zaten deze drie handelaren met in opslag soms wel vijfhonderd schilderijen van onbekende schilders. Het moet daarbinnen bomvol geweest zijn. De handelaren waren degenen die eraan verdienden, want die schilders kregen amper betaald.' Via de inventarissen ontdekte Jager 58 namen van schilders. 'Ze waren vaak jong en niet bezig met kunstenaarschap. Ze werkten bij de handelaren op zolder en produceerden razendsnel werkjes, soms wel zeven exemplaren met hetzelfde tafereel. De makers beheersten duidelijk geen techniek. Er zit geen diepte in de schilderijen. Meesterschilders schilderden in lagen, zij niet. Soms ging het ook echt om een soort kleurplaten. Er werden sjablonen gebruikt voor verschillende formaten, de contouren werden overgetrokken en vervolgens werd het werk ingekleurd met verf. Sommige figuren werden in elk landschap weer opnieuw geschilderd.'
Waarom de middenklasse een voorkeur had voor Bijbelse schilderingen weet Jager niet zeker, maar ze heeft wel een vermoeden. 'Een goedkoop, slecht geschilderd landschap is niet prettig om naar te kijken. Een slecht geschilderd Bijbelverhaal is interessanter, omdat je in elk geval het verhaal kent. Het zijn bovendien spannende verhalen. Neem het levensverhaal van Jozef, dat is net Goede Tijden Slechte Tijden: verraad, liefde, alles zit erin.' Bij rijke mensen hingen geregeld tientallen werken aan de muur. Vooral de kamer aan de straatkant hing vol. Zij konden zich wél een Rembrandt of Vermeer van een paar honderd gulden veroorloven. Maar tussen een Rubens en Rembrandt kon je ook gewoon een stilleven ter waarde van een gulden aantreffen, volgens Jager. Ze schaamden zich niet voor die goedkope werken.' Voor sommigen ging het behalve om de kwaliteit ook om de kwantiteit.'
Rijke burgers kozen ook graag voor schilderijen met mythologische verhalen. Veel Venus, viel Jager op. Verder waren stillevens en landschappen bij hen in trek. Jager: 'Voor een kunstkenner is het verschil tussen de goedkope schilderijen en de ware kunstwerken eenvoudig te zien.' De onbekende schilders in loondienst - ze werden spottend 'galey-schilders' genoemd - gebruikten goedkope materialen, dunne verflagen en schilderden kleine figuurtjes, want heldere verf was duur. 'Je kunt zien dat ze hun werken snel maakten, puur om een verhaal duidelijk te maken, niet om te vernieuwen of origineel te zijn.'
Het onderzoek van Angela Jager kreeg veel media-aandacht, o.a. in Het Nederlands Dagblad van 27 mei, de Volkskrant van 2 juni, op Radio 4 op 6 juni en NRC Next en NRC Handelblad van 7 juni. Een interviewfragment van 6 juni kunt u beluisteren op Radio 4.