Besatzung, Gewalt und Neuorientierung in den vierziger Jahre
26 December 2017
In zijn boek laat hij zien hoe de oorlogservaringen van de Nederlanders en de koloniale onderdanen verbonden waren en hoe die hen hebben bepaald en veranderd. Zo werden de 18-jarige jongemannen die in 1943 werden opgeroepen voor verplichte tewerkstelling in Duitsland, in 1946 opnieuw opgeroepen voor de strijd in Indonesië. Romijn beschrijft de gevolgen voor hen en die voor familieleden en verloofden die moesten leven met onzekerheid en angst over hun lot. En wat te denken van de topambtenaar Hirschfeld die tijdens de economische politiek in bezet Nederland coördineerde en nadien de implementatie van het Marshallplan in Nederland en Indonesië vormgaf? Of journalisten uit het verzet tegen de Nazi’s, zoals Goedhart en Morriën, die na de bevrijding ageerden voor vrijheid voor de Indonesiërs.
Op de vergaande ontwrichting van hun leefwereld door de oorlogservaringen konden mensen zich volgens Romijn in theorie misschien wel voorbereiden, maar leren konden ze alleen in de praktijk. In die praktijk ontstond er echter eerst een veelomvattende polarisatie tussen collaboratie en verzet, en daarna tussen koloniaal en antikoloniaal. Het denken in termen van 'vriend en vijand', van ‘goed en fout’, stond geen begrip voor het ‘lerend vermogen’ toe. De verbindingen die Nederlanders in het decennium van de ‘Lange Oorlog’ legden tussen ervaringen uit het verleden, verwachtingen van de toekomst en de morele uitleg van het heden, zijn het onderwerp van dit boek.