For best experience please turn on javascript and use a modern browser!
You are using a browser that is no longer supported by Microsoft. Please upgrade your browser. The site may not present itself correctly if you continue browsing.
Mensen verleiden om hun data te delen: die tijd is voorbij. Gebruikers ‘moeten’ mee in de dwingende voorwaarden van techbedrijven, die gepresenteerd worden als noodzakelijk feit. Het gewelddadige en repressieve karakter van tech-platforms neemt toe, en dit gebeurt openlijk. Dat constateert hoogleraar Kunst en Netwerkcultuur Geert Lovink, die ook lector is bij de HvA, in zijn nieuwe boek Platform Brutality.
Geert Lovink (© Bob Bronshoff)

De manier waarop de grote techbedrijven omgaan met hun gebruikers wordt gewelddadiger, signaleert Geert Lovink in zijn nieuwe boek. De monopoliepositie van grote techbedrijven als Microsoft en Palantir wordt erdoor gedrukt – en dat is steeds minder een controverse.

Gebruikers worden niet langer verleid of overtuigd om hun data te delen – de user friendly-benadering is al enige tijd overboord gegooid. 'Het idee van het faciliteren of verleiden van de gebruiker- kom vooral binnen, hier heb je gratis wifi- dat is er helemaal uit. Nog om toestemming vragen, of data achter de rug  om verzamelen- dat verhaal houdt nu op. En mensen voelen dat ook sterk.'

Vijandige cultuur

De grote techbro’s gaan steeds agressiever te werk; vandaar de term ‘Brutality’ in de titel. 'Bedrijven als Palantir worden nu openlijk gewelddadig, en voeren aan dat het noodzakelijk is – wij móeten alle gegevens verzamelen', aldus Lovink. En ze krijgen die ruimte ook.

Mensen kennen de keerzijde van platforms: de surveillance, de uitsluiting. Maar er is geen alternatief.

Zo werkt Palantir (door New York Times aangeduid als ‘de kwaadaardige hoofdpersoon van de datarevolutie’) samen met overheden en inlichtingendiensten wereldwijd- hun software wordt gebruikt voor het deportatiebeleid van Trump. Die vervlechting en steun voor autocratie hebben geleid tot een vijandige cultuur in de VS, zegt Lovink. 'Bij de grens wordt nu gevraagd je telefoon te openen.'

Waarom zou je er geweld op loslaten?

De cruciale vraag: waarom zou je als techgigant mensen zo bejegenen, met dwang? Daarvoor gebruikt Lovink de term extractivism. Het kritisch bewustzijn over platforms is de laatste jaren toegenomen, evenals de mate waarin mensen aan technologie worden blootgesteld. Mechanismen als verleiding werken daardoor niet meer. Mensen en overheden worden daarom nu gewoonweg onder druk gezet om mee te werken.

Bermudadriehoek

Onze hele infrastructuur leunt inmiddels op die enkele grote partijen. Overheden, bedrijven en organisaties zijn afhankelijk van Amerikaanse clouddiensten; de Microsoft-monocultuur is overal. 'Van keuzevrijheid is geen sprake meer.' 

De techafhankelijkheid wordt niet meer geadresseerd, signaleert Lovink- andere politieke belangen staan momenteel voorop. Door tech-critici wordt de afgenomen politieke aandacht hiervoor inmiddels de ‘digitale bermudadriehoek’ genoemd.

Telefoonverslaafde patiënten

Tegelijk lijken gebruikers zich wel bewust van de keerzijde van onze digitale afhankelijkheid, denkt Lovink. 'Ze voelen dat het een stap verder gaat, dat ze onder druk staan.' 

In zijn eerdere boek Stuck on the platform, dat uitkwam in het coronatijdperk, beschreef Lovink het fenomeen Zoom-fatigue. 'Dat is nog steeds actueel; mensen ervaren het als uitputtend om telkens digitaal verbonden te zijn. Maar we leven ermee- een vorm van coping.'

Wil je als gebruiker loskomen uit de greep van technologie, dan wordt dit gepresenteerd als een individuele keuze, en gereduceerd tot een kwestie van wilskracht. Lovink signaleert een jargon waarin ‘telefoonverslaafde gebruikers’ worden gemedicaliseerd, en neergezet als patiënten.

Onderdaan 

Lovink vindt dat de analogie van de gebruiker als ‘zielige patiënt’ niet meer opgaat- we zitten hier te diep in. De Westerse mens grijpt bijna doorlopend naar zijn smartphone, die fungeert als verlengstuk van zijn gedachtenwereld en sociale contacten (of een compensatie daarvoor biedt).

Als tech-gebruikers geen patiënten zijn, hoe kunnen we ze dan noemen? 'Onderdaan is dan misschien het goede woord', denkt Lovink. Mensen kennen de keerzijde van platforms: de surveillance, de uitsluiting. Maar er is geen alternatief.

Ruimte voor verzet

Hebben we als onderdanen nog enige ruimte om deze brutaliteit tegen te gaan? En is er nog iets te doen aan de bijkomende polarisatie, die aangewakkerd wordt door de mechanismen achter tech-platforms? Lovink signaleert hoe creatieve geesten de felheid van het debat kunnen gebruiken als drijfveer om nieuwe narratieven in te brengen. 

Want online worden telkens dezelfde oude, dominante denkbeelden gerecycled en versterkt. Daadwerkelijke vernieuwing komt van originele concepten of ‘hybride’ persona’s  die mensen ‘van onderop’ bedenken en inbrengen (‘figures’ genoemd). Denk aan memes, of influencers die repressieve machtsstructuren doen wankelen (zoals 'Gen-Z for Change’). Menselijke verbeelding blijft essentieel voor tegenwicht.

Bron: HvA

Prof. dr. G.W. (Geert) Lovink

Faculty of Humanities

Capaciteitsgroep Kunstgeschiedenis