For best experience please turn on javascript and use a modern browser!
You are using a browser that is no longer supported by Microsoft. Please upgrade your browser. The site may not present itself correctly if you continue browsing.
De opleiding Geschiedenis aan de UvA neemt afscheid van onze collega Boudien de Vries (1951-2025). Boudien was vanaf 2000 tot en met 2014 aan onze opleiding verbonden als universitair hoofddocent Sociale geschiedenis. Haar collega Maartje van Gelder schreef een in memoriam ter nagedachtenis.

Boudien werkte van 2000 tot haar vervroegde pensioen in 2014 aan de UvA. Ze was in 1969 in Utrecht begonnen aan de studie Geschiedenis: als eerstegeneratiestudent was een academische studie of een wetenschappelijke loopbaan verre van een gegeven. Boudien studeerde in 1975 af bij Theo van Tijn, de hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis (ESG), en begon vrijwel meteen aan een baan als docent ESG in Leiden. Ze viel op, als één van de zeldzame vrouwen die bij de historici in Leiden werkte. Als docent en als studiecoördinator regelde ze graag alles efficiënt en strak, voor de studenten en zodat ze zelf onderwijs en onderzoek kon combineren.

In 1986 promoveerde ze in Utrecht bij Van Tijn op haar proefschrift Electoraat en elite: Sociale structuur en sociale mobiliteit in Amsterdam, 1850-1895: een proefschrift dat door de innovatieve kwantitatieve analyse van kiezerslijsten (staalkaarten van de financieel-economische, mannelijke elite) en van ledenlijsten van sociëteiten en culturele genootschappen nog altijd geldt als standaardwerk. Gaandeweg spitste haar onderzoek zich steeds meer toe op de stadsgeschiedenis: ze was actief in het netwerk van Europese stadshistorici en werkte mee aan de moderne “stadsbiografieën” van Haarlem en Leiden. Daarnaast verzorgde ze in Leiden vele colleges, onder andere het hoorcollege Economische en Sociale Geschiedenis voor alle eerstejaars Geschiedenis. Voor dat vak schreef ze, met Leidse collega’s, een handboek, Van agrarische samenleving naar verzorgingsstaat: Demografie, economie, maatschappij en cultuur in West-Europa, 1450-2000.

Boudien ging in 2000 bij ons in Amsterdam aan de slag als universitair hoofddocent bij de toenmalige vakgroep ESG. De UvA was totaal anders dan Leiden – dat was tenminste wat wij, als Amsterdammers, onszelf graag voorhielden: minder hiërarchisch, minder traditioneel. Op ten minste één punt was de UvA echter precies hetzelfde: Boudien kwam terecht op een afdeling waar slechts een handvol vrouwen een vaste aanstelling had. Ze viel weer op, ook door haar keurige mantelpakjes en hoge professionele standaarden. In de daaropvolgende jaren ontwikkelde Boudien zich voor velen als rolmodel, zeker ook voor jongere vrouwelijke studenten en collega’s.

Voor Boudien was onderwijs en onderzoek werk, geen roeping of efemere intellectuele exercitie. Voor haar was de UvA “de zaak” (“Ben je morgen ook op de zaak?”). Juist die zakelijke houding combineerde ze met een intens commitment: ze nam haar werk, haar collega’s en haar studenten uitermate serieus. Haar colleges waren altijd tot in de puntjes voorbereid. Ze kende altijd binnen een mum van tijd alle namen van haar studenten en besteedde veel aandacht aan toegesneden feedback. Als ze kritiek had – laatkomers en wollig taalgebruik waren haar een doorn in het oog – dan was dat omdat ze van studenten dezelfde inspanning verwachtte als van haarzelf.

Die inzet betrof ook de organisatie van onze opleiding, departement en faculteit. Boudien was o.a. mededirecteur van het facultaire Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, waarbij ze de verantwoordelijkheid droeg voor alle promovendi, en capaciteitsgroepsvoorzitter van Geschiedenis. In die hoedanigheid deelde ze graag advies uit: dat deed ze nooit omfloerst – ze was geen zachte heelmeester – maar ze bracht alles altijd met veel humor en met volstrekte integriteit. Haar bestuurlijke inzet kwam niet voort vanuit een hang naar macht, maar vanuit haar collegialiteit. Ik ken eigenlijk niemand die zo klaarstond voor anderen: van de afdelingsvoorzitter die haar gebruikte als moreel kompas tot twijfelende studenten, en iedereen daar tussenin. Ze las van iedereen artikelen, hoofdstukken en boeken – met een meedogenloze correctiepen, dat dan weer wel.

Boudien heeft met volle overtuiging veel tijd gestoken in wat we ook wel ‘verborgen arbeid’ noemen: werk dat niet op je cv staat, waar je geen prijs voor krijgt, en waar vooral de ander beter van wordt. Overigens deed ze dit ook omdat ze zelf intens nieuwsgierig was en graag op de hoogte van alles dat speelde. Haar deskundige en enthousiaste bijdrage aan de opbouw van onze onderzoeksgroep Stadsgeschiedenis in 2013 (het latere onderzoekscentrum ACUH) was cruciaal. Bij deze collegiale inzet hoort ook haar werkvoor ontelbare werkgroepen, verenigingen, en andere organisaties, zoals De Negentiende Eeuw, De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, het Noord-Hollands Archief en het Nationaal Archief, om maar een paar voorbeelden te noemen. Ze was dan vaak en graag voorzitter, waarbij ze de collega’s met ijzeren vuist in fluwelen handschoen vlot door de agenda loodste.

Aan de UvA werkte Boudien verder aan haar onderzoek naar de leescultuur in de negentiende eeuw. Deze focus en haar vermogen tot samenwerking maakten dat ze de sociaalhistorici aan de ene kant en, aan de andere kant, de cultuurhistorici en letterkundigen kon verbinden. Juist die cultuurhistorische richting werd gevoed door de liefde die zij deelde voor boeken, kunst en wetenschap met Eddy Grootes, haar echtgenoot en hoogleraar Historische Nederlandse letterkunde aan onze faculteit. Dit onderzoek resulteerde in haar magnum opus, Een stad vol lezers, over leescultuur in negentiende-eeuws Haarlem, verschenen in 2011. Met haar methodologische veelzijdigheid en aandacht voor de interactie tussen klasse en sekse, wist ze ragfijne antwoorden te geven op de schijnbaar simpele vraag “wie las wat in de negentiende eeuw, en waarom?”. Een stad vol lezers kreeg terecht vele lovende recensies en werd in 2013 bekroond met de Professor Van Winterprijs voor het beste boek over lokale en regionale geschiedenis.

In die bijna 15 jaar aan de UvA en de 25 jaar daarvoor in Leiden heeft Boudien generaties jonge historici gevormd. Tegelijkertijd vormde ook ons, haar collega’s: de vele adviezen die ze meegaf, klinken ons nog steeds in de oren. Vaak horen we onszelf iets tegen studenten of jongere collega’s zeggen dat zo uit haar mond had kunnen komen.