Abstract
A New Language for the Natural Light
Translating the New Philosophy in the Dutch Early Enlightenment (1640-1720)
Deze studie biedt een cultuurgeschiedenis van achttien Nederlandse vertalingen van de Nieuwe Filosofie in de Nederlandse Vroege Verlichting (1640-1720). Centraal staan de ideologische motieven, sociale omstandigheden, en taalfilosofische context van vier Nederlandse vertalers van de filosofen Descartes, Hobbes en Spinoza: Glazemaker, Balling, Van Berkel en Blankaart. De belangrijkste conclusie is dat deze vertalers niet slechts functioneerden als neutrale woordvoerders van de grote denkers van de Vroege Verlichting. Integendeel, ze waren proactieve makelaars van de nieuwe ideeën en zetten die in als argumenten in lokale, Nederlandstalige discussies over actuele filosofische, religieuze en medisch-wetenschappelijke problemen. Ze pasten hun taalgebruik flexibel aan, bijvoorbeeld door vermijding van leenwoorden, verrijking van slecht ingeburgerde terminologie met glossen in de kantlijn en verduidelijking van de brontekst in langere Nederlandse zinnen.
Deze strategieën zijn een aanwijzing dat de vertalers misleidende elementen in de volkstaal wilden corrigeren. Hun taalkritiek was een reactie op de rationalistische overtuiging dat taal een onbetrouwbaar communicatiemedium is voor rationele kennis. Uit computationele tekstanalyses blijkt dat de onderzochte vertalingen de sporen dragen van deze zoektocht naar een nieuwe taal voor het ‘natuurlijk licht’ (de rede). Tegelijkertijd wordt duidelijk dat de nieuwe taal beperkt bleef tot een kleine kring van vertalers en andere vrijdenkers. Zij gingen op zoek naar compromissen voor de rationalistische scepsis ten aanzien van taal en omarmden taalhervorming als middel om rationalistische ideeën te kunnen gebruiken in de fundamentele debatten van hun tijd.